PENTHOUSE PROFIEL

"Heel wat vrienden zijn er uitgestapt door te veel dope. Zoals Keith Moon bijvoorbeeld. Met die gozer hebben we gegild van 't lachen. En John Lennon. Zo'n dood is kut met peren. In zijn sterfjaar legde ik ook bijna het loodje; niet door een kogel, maar door een bom. Met zo'n gat in m'n nek ben ik van de bühne afgedragen, ergens in het Groningse Zevenhuizen. Op de brancard spookte -het nog even door m'n hoofd: Stupide, om zo de pijp uit te gaan. Een fuckin' feesttent in Zevenhuizen! Niet tof. Als 't nu het Newyorkse Madison Square Garden was geweest."

GEORGE
KOOYMANS
GIDEON VAN AARTSEN
George Kooymans, de 'Stille Earring', geeft zich bloot: zijn experimenten met de drug Angel Dust én heroine, zijn vriendschap met de duivelse levensgenieter Keith Moon, zijn problemen met de fiscus èn met 'moeder _ de vrouw'. Hij versierde haar al op z'n vijftiende en ze is, hoe onhandig, ook nog eens de zus van collega Rinus Gerritsen. En waarom toch .maakte de vriendin van Stephen Stills Kooymans ooit uit voor homo?
"Ik verdiende mijn eerste versterker met sex. Ik neukte tomaten; met zo'n raar dingetje van plastic om m'n middelvinger, dat liep een beetje krom omhoog en daar zat dan het stuifmeel in en, ja... je gaat niet zitten lachen, hè?"
We schrijven 1961. Schilderszoon George Kooymans (geboren op • 11 maart 1948) en zijn 'vriendje van om de hoek', Rinus Gerritsen, besluiten Cliff Richard & The Shadows te gaan imiteren. Ze richten The Tornado's op, samen met nog twee straatmaatjes, Hans van Herwerden en Fred van der Hilst. Het hoogste genot is het gitaargeluid van Flank B. Mar-vin zo perfect mogelijk te kopiëren. In december 1962 wervelende Tornado's met de hit Telstar de Top 40 binnen. Niet de Haagse, maar de Engelse Tornado's. George en Rinus bedenken daarom maar een andere naam voor hun bandje: The Golden Earrings.
Na een aantal hits en wat grimmige groepswisselingen kent Golden Earring (zonder 's') in 1970 de definitieve fine-up: George Kooymans, Rinus Gerritsen, Barry Hay en Cesar Zuiderwijk. Anno 1995 mag dit . kwartet dus in een zilveren lijstje. En (voor de fanatieke cijferaars onder u) 1995 is ook, na de eerste single Please Go uit 1965, het jaar waarin The Earring haar dertigjarig platenjubileum viert.
FOTOGRAFIE: KEES TABAK
Zanger Barry Hay voert meestal, loud and clear, my dear, het hoogste woord in interviews. Van George Kooymans horen of weten we eigenlijk niet zo veel. Vandaar dat we deze keer maar eens in de voiture stapten om naar het Belgische Rijkevorsel te tuffen.
Zijn villa staat, verscholen in het bos, ergens langs de kilometers lange Merksplassesteenweg, in het hartje van de Vlaamse Kempen. Na anderhalve kilometer scheldend achter een kar met koeiestront te hebben gehangen, draai ik, tussen twee witte muurtjes door, het grindpad van Huize Kooymans op.
Meteen vliegen er twee grote honden op mijn auto af, vervaarlijk blaffend. Ze worden teruggefloten door een vriendelijke mevrouw met een kordaat kort kapsel. Ze heeft de mouwen van haar grijze truitje opgestroopt en stelt zich, nadat ik ben uit-gestapt en de honden eerst aan mijn kruis hebben gesnuffeld, voor als Milly Kooymans, de vrouw van George.
"George komt zo naar buiten," zegt Milly, terwijl ze zich de zweetparels van het voorhoofd veegt. "We zijn net bezig met het plaatsen van dubbel glas in de woonkamer, zie je. Ah, daar is Sjors. Heb je die schroeven nou gevonden, schat?"
George en Milly wonen al meer dan twintig jaar in hun Vlaamse bungalow, ooit betrokken vanwege "belastingtechnische redenen". Ze zijn een zoon en een dochter rijk, Kid (12) en Cassy (8). In de voormalige garage van zijn landhuis heeft George een eigen geluidsstudio, waar ondermeer de nieuwste Earring-cd Face lt werd opgenomen. Milly dropt ons met een thermoskan verse koffie in de ruime werk/zitkamer, die aan de studio grenst. Aan de muren han-gen gouden en platina platen, tientallen awards en op kastjes en tafeltjes een scala aan andere goedbedoelde prijzen, die, alle tezamen, op zich al een groot deel van het levensverhaal van George Kooymans ver-tellen.
Penthouse: Barry, Rinus en Cesar wonen alledrie nog altijd in de residentie. Voelt George Kooymans zich niet ontheemd in het Belgische?
Kooymans: Nu niet meer, we wonen hier al sinds januari 1974. In het begin was het ontzettend wennen. We hadden nog geen kinderen en we zaten de helft van het jaar in Amerika. Ik had toen ook nog een appartementje in Den Haag. Daar bivakkeerden we vaker dan hier in Rijkevorsel. We reden af en toe naar België om te kijken of het huis er nog stond. Dat veranderde pas een beetje met de geboorte van Kid, in 1982. Toen zijn we ons hier echt gaan settelen; we leerden de mensen kennen, spelen hier tennis, hebben best een hoop vrienden gemaakt. Gelukkig zit je hier niet op elkaars lip, zoals in Nederland. In Den Haag is er elke dag wel iemand die binnenstapt met: 'Hoi, ik kom effe een bakkie koffie halen.'
Penthouse: Je geniet hier van een beschaafd sociaal contact met de andere Nederlandse belastingvluchtelingen? Kooymans: Nee, helemaal niet. Het toffe is juist dat in deze buurt nauwelijks Hollanders wonen. Dat vind ik vreselijk: al die Nederlanders met z'n allen op een kluitje. Wij zijn hier één met de Vlamingen. De Kempen staat bekend als een vrij conservatieve streek waar je niet gemakkelijk vrienden of kennissen maakt. Maar onze kinderen zitten hier gewoon op de dorps-school, ze spreken onvervalst Vlaams en wij gedragen ons toch een beetje als Belg onder de Belgen. Vroeger stonden er hier veel steenfabrieken. Helaas hebben die nogal wat bos opgeëist. Ooit was de hele omgeving één dicht woud, met aan de buitenrand wat boerderijen. Mijn huis is een oud jachthuis geweest, een soort buiten-verblijf. Het was nooit permanent bewoond.
Toen we besloten naar België te vertrekken hebben we ons door een Vlaamse makelaar laten rondrijden. Zo zijn we hier terechtgekomen: een ideale lokatie, ik rij in een uurtje naar Den Haag, in anderhalf uur naar Amsterdam of Hilversum, in 20 minuten naar Antwerpen.
Penthouse: The Earring repeteert nog steeds in Den Haag?
Kooymans: Ja, bij Barry of Cesar thuis. Bar heeft een joekel van een zolder, Cesar een kelder waarin je kunt verdwalen. Maar stel je van dat repeteren niet te veel voor; we doen het alleen nog als we een nieuwe cd gaan maken, dan kruipen we bij elkaar en proberen we dingen uit. Verder repeteren we gewoon tijdens de sound-checks. We treden vier à vijf keer per week op, dan kun je heel tof 's middags tijdens die soundchecks geintjes uitproberen die je tussen-tijds hebt bedacht.
Penthouse: Waarom besloot jij in België te gaan wonen?
Kooymans: We wilden het geld dat we toen met The Earring in het buitenland ver-dienden, of zóuden gaan verdienen, buiten Nederland houden. Op die manier dachten we wat meer te kunnen overhouden. Je moet niet vergeten, we scoorden toen gigantisch met Radar Love in Engeland en Amerika. Het is hetzelfde verhaal als al die Engelse popsterren, die in de jaren zeven-tig uit Groot-Brittannië vertrokken: je richt een buitenlandse b.v. op en laat al je geld op de bankrekening van die b.v. overma-ken. Daar is niets illegaals aan. De consequentie is wel dat je als eigenaar van die b.v. dan ook in het buitenland dient te gaan wonen. Zo niet, dan word je toch door de belasting aangeslagen. Ik heb dat toen heel braaf gedaan, maar die andere gasten niet. En dus ging de constructie helemaal de mist in.
Penthouse: Voordat we verder praten over de poen, laten we even terugreizen naar jouw verleden: uit wat voor nest kom je? Kooymans: Uit een Haags arbeidersgezin. Mijn vader werkte in loondienst bij een schildersbedrijf; hij was een socialist in hart en nieren. Van het begin af lid van de SDAP en het FNV, je kent dat wel. Ons gezin telde drie kinderen. Mijn broer Herman heeft nu een bedrijf in T-shirts en stickers; een soort drukkerijtje. Mijn zus Yvonne werkt bij een of andere firma, vraagt me niet als wat. Pa werkte meer dan veertig jaar bij dezelfde baas.
Penthouse: Ridder Kooymans? Kooymans: Nee, een lintje van de Koningin heeft-ie nooit gehad, wel zo'n speldje van het FNV. Mooi, maar je hebt er geen bliksem aan. Mijn pa en zijn vrienden waren echte PVDA-ers. Die discussies thuis kan ik mij nog goed herinneren. Onze overburen waren katholiek. Kwamen die op bezoek, dan werd er heftig over politiek gedebatteerd. Dat was altijd lachen; er werd flink geschreeuwd en iedereen moest zijn gelijk hebben. De ouders van Rinus waren ook echte socialisten.
Penthouse: Wat deed Rinus zijn vader? Kooymans: Die was instrumentenmaker. Hij kon alles maken wat zijn ogen zagen. Hij bouwde ook onze allereerste elektrische gitaar.
Penthouse: Heb jij, vóórdat je muzikant werd, ooit een ander beroep uitgeoefend? Kooymans: Niet echt. Als vakantiewerker heb ik jarenlang in de tomaten gezeten. Ik werkte elke zomer bij tuinders in het West-land om versterkers en speakers te kunnen kopen: tomatenbloemetjes bevruchten. Kutwerk was dat.
Penthouse: Jij neukte tomaatjes? Kooymans: Ja. Tegenwoordig flikkeren ze gewoon een zootje bijen in zo'n kas. Maar toentertijd kreeg je zo'n dingetje van plastic aan je middelvinger, dat liep een beetje krom omhoog en daar zat stuifmeel in en...ja, je gaat niet lachen, hè?
Penthouse:...
Kooymans: Dat ging nou eenmaal zo! In je andere hand had je een pincet, daarmee moest je het bloemetje er aftrekken en dan kwam het stampertje bloot. Dat doopte je dan in het stuifmeel en dan kreeg je nader-hand een fantastisch tomaatje. Daar was je de hele dag mee bezig, van 's ochtends zes tot 's avonds zes. Tomatensex, de bloemetjes zonder de bijtjes, ik was er al vroeg bij. Penthouse: Jij en Rinus bezochten dezelfde school?
Kooymans: Rinus zat eerst op de Zuider-park HBS. Die jongen is buitengewoon slim, maar hij deed gewoon geen reet. En dus kwam-ie bij mij op de MULO terecht, op de Anne Frankschool in de Weesperstraat. Wij waren toen al druk met muziek bezig, we voerden op school geen kut uit. Penthouse: Wat was je voor joch op school: een leider, een einzelgänger, holde je mee met de meute?
Kooymans: Een leiderstype was ik zeker niet. Daarvoor moest je toch wel fysieke power hebben. Ik was maar een klein pik-kie. Naderhand ben ik wel uitgegroeid, maar toen liep je mij zo omver. Ik zag er altijd wel anders uit dan de overige jongens. Ik mocht blitse kleren dragen van mijn ouders, ook al vond de schoolleiding dat maar niks. Die andere jongens op school liepen qua uiterlijk, op last van hun ouders, netjes in de pas. Ik had zo'n waan-zinnig mooi satijnen jack, dat je binnenste-buiten kon keren: aan de ene kant een tijger, aan de andere zijde een adelaar. Daar kwam ik gewoon in de eerste klas van de MULO mee op school en dat zag er toch wel swingend uit. Zulke kleren vond ik te gek, je vond ze in van die speciale winkels met allerhande Amerikaanse shit. Ik spreek nu over eind jaren vijftig, begin jaren zestig. Ik flikkerde ook altijd bleekwater over mijn spijkerbroeken, omdat je toen geen jeans kon kopen die al verschoten waren. Met dat soort dingen was ik heel erg bezig.
Penthouse: Wie waren jouw eerste helden?
Kooymans: Toen ik klein was, een jaar of negen, kwam ik vaak over de vloer bij een neef die aan de overkant woonde. Hij was een stuk ouder dan ik en draaide altijd platen van Little Richard, Eddie Cochran, Elvis Presley. De èchte rock 'n' roll. Mijn neef ging ook uit dansen; swingen met een vetkuif, weet je wel. En ik mocht soms met hem mee. Stoer vond ik dat. En van mijn zak-geld kocht ik diezelfde plaatjes. Mijn eerste single was er een van The Everly Brothers.
Iets later, toen ik een beetje gitaar begon te spelen, kwam ik helemaal in The Shadows terecht. Voornamelijk vanwege het spel van Hank B. Marvin. In feite was het waanzinnig melige muziek. Maar destijds waren Cliff Richard &The Shadows wezenloos populair. Je had honderden instrumentale bandjes in Nederland, die alle-maal Apache, Kontiki, Wonderful Land en Atlantis naspeelden. Zo zijn wij ook met The Tornado's begonnen, in 1961 of zo: puur instrumentaal. We traden op in portie-ken van de flatgebouwen bij ons in de buurt. Later, toen de echte Tornado's een hit in Nederland scoorden, besloten we dat we een naam moesten nemen die nog niemand had. Een van de instrumentaaltjes die wij speelden was een song van Peggy Lee, uit de film Golden Earrings. Dat leek ons wel wat.
Penthouse: Hoe zag jouw jongenskamer eruit?
Kooymans: Ik sliep met mijn oudere broer op één kamer, ieder een eigen muur met een opklapbed er tegenaan. Mijn broer werkte al, dus hij had meer poen dan ik.
Zijn grote trots was een eigen taperecorder, waarmee hij muziek van Radio Luxemburg opnam. Daar mocht ik niet met mijn klauwen aankomen, de eikel.
Penthouse: Maar dat deed jij natuurlijk toch.
Kooymans: 'Tuurlijk, ik wilde ook naar die tapes luisteren. Ik moest dan wel exact uit-kienen waar hij de band precies had stop-gezet, de teller terug op de juiste stand, het juiste liedje op scherp, dat was een heel geklooi. Hij mocht niet merken dat ik er met mijn fikken had aangezeten. Op Radio Luxemburg hoorde je altijd het nieuwste van het nieuwste, veel eerder dan op de Nederlandse radio. In Nederland had je al-leen Tijd Voor Teenagers, vrijdags van vijf tot zes, met Herman Stok. En Tussen Tien-plus en Twintig-min van Co de Kloeth. Daar luisterde je dan wel naar. Maar Radio Luxemburg was top of the bilt; de hipste zender met de nieuwste platen, daar luisterde ik elke avond naar.
Penthouse: En verder speelde je gitaar... Kooymans: Ja, als ik in mijn uppie op mijn kamer zat, of beneden in het portiek, samen met de jongens van de overkant. De een had een theekist, de ander een trommel. Op mijn negende leerde ik een beetje gitaarspelen van mijn overbuurjongen. Een andere neef van mij deed mij wat jazz-achtige dingen voor. Ach, ik heb nooit echt voor dat instrument gekozen, 't is er zo'n beetje ingegleden. We imiteerden artiesten van Radio Luxemburg. En ik probeerde de solootjes na te spelen.
Penthouse: Aan de overkant woonden katholieken, jouw pa was SDAP-er. Was-ie ook 'in de Here'?
Kooymans: Natuurlijk niet. Met het geloof werd bij ons thuis korte metten gemaakt. Dat vond-ie helemaal niks. Mijn ouders waren zo socialistisch als de pest en dan had je die buren en mijn oom en tante van de overkant, hartstikke katholiek, nou..., als die tegen elkaar tekeer gingen, vlogen de verschrikkelijkste dingen over tafel. Het vreemde was dat mijn vader met Kerstmis ongelooflijk goed bijbelse verhalen kon vertellen. Die kende hij allemaal uit z'n hoofd. Volgens mij had-ie die als kind geleerd, op de Zondagsschool of op catechisatie. Als-ie ging vertellen, nam hij je mee naar Bethlehem; je kon de ezel van Jezus en Maria ruiken. Maar wee je gebeente als er iemand aan de deur kwam, van de Jehova's of van een kerk. Hij sneed ze praktisch de strot af.
Penthouse: En jij?
Kooymans: Ik heb ook niks met het geloof. Natuurlijk denk ik er weleens over na wat er met je gebeurt als je de pijp uitgaat. Ik kan met verbazing en verwondering luisteren naar mensen die met allerhande theorieën komen en daar nog heilig in geloven ook. Fantastisch, bewonderenswaardig, maar ik zie er helemaal niks in.
Penthouse: Jij zingt op Face it het prachtige liedje Spaceship, over een UFO die de aarde aandoet.
Kooymans: Dat ligt weer wat anders. Barry heeft die tekst trouwens geschreven. Maar ik ben wel geneigd te geloven dat er meer levensvormen zijn, andere wezens, ergens tussen hemel en aarde. Ik kan me nauwelijks voorstellen dat wij de enige, enigszins intelligente types zijn die in dit godvergeten planetenstelsel ronddobberen. Maar het geloof, al die doctrines en wetjes die de mensen zelf verzinnen, daar prik ik zo doorheen. Mensen kunnen zichzelf goed bedriegen.
Penthouse: Leven je ouders nog? Kooymans: Mijn vader is overleden, een jaar of zes terug. Mijn moeder en Milly's ouders leven nog. Mijn vader heeft mij nooit geprobeerd een bepaalde richting in te duwen. Ik werd absoluut vrijgelaten, ook in dingen die in de ogen van mijn ouders zeer vreemd of 'niet zo goed' waren. Als ze hier op bezoek kwamen, werd er regelma-tig geblowd. Dat zag hij niet zitten, maar verder lulden we er niet over. Een stevige snuif of een joint vond hij volkomen bullshit. En ja, dat is het ook wel. Achteraf...
Penthouse: Ja?
Kooymans: Het is in elk geval niet zo belangrijk. Er is een periode geweest dat gewoon alles om die shit draaide. Je blowde tot het je oren uitkwam. Dat doe ik dus niet meer.
Penthouse: Wat doe je nu, af en toe een lekker snuifje?
Kooymans: Ik ben meer een drinker, hetgeen overigens veel slechter voor je gezondheid is dan blowen.
Penthouse: Heb je veel negatieve ervaringen met dope achter de rug?
Kooymans: Toen we veel in Amerika zaten, zeg maar in de Radar Love-jaren, experimenteerde ik veel met drugs. Met alles wat ik maar te pakken kon krijgen.
Penthouse: Barry Hay heeft mij verteld dat hij een paar keer met heroïne heeft geëxperimenteerd. Hij werd er kotsmisselijk van.
Kooymans: Voor mij geldt hetzelfde. Ik heb ook heroïne gebruikt en dat spul had een hopeloos effect op me. Ik vond het hele-maal niks.
Penthouse: Hoe kwam je aan die heroïne, wie gaf je dat en wanneer?
Kooymans: Ik kreeg het in Engeland. We kwamen daar in contact met mensen die in die 'scene' zitten. Foute types. Die gasten stonden me absoluut niet aan, maar ja, zoals ik al zei: we stonden open voor de gekste experimenten. In Amerika hebben we ook Angel Dust genomen, van die heel vreemdsoortige drugs die je hier nooit tegenkomt.
Penthouse: Angel Dust? Da's toch LSD? Kooymans: Maar wel een heel merkwaardig soort LSD. Ze doktoren daar in de States de meest typische dingen uit. THC bij-voorbeeld, dat zie je hier nooit.
Penthouse: THC?
Kooymans: Ja, het chemisch extract van cannabis, THC is de scheikundige naam van die verbinding. En dat vermengen ze dan weer. Je komt ergens op een vliegveld aan, een paar freaks pikken je op in een limousine, en dan roept er iemand: 'You wanna snore some coke?' Yeah, zeg je en je neemt een snuif. Maar dan blijkt het geen coke maar dat THC-spul te zijn. En dan moet je nog optreden. Dan voel je je heel schuin door de bocht gaan. Een paar keer heb ik praktisch in coma gelegen, dat ze mij het vliegtuig in moesten dragen. En trips gemaakt waarbij ik volkomen in paniek raakte, bang als ik was dat ik er niet meer uit kwam.
Penthouse: Snuiven en trippen, daar kan ik nog inkomen, maar wie steekt er nu een naald met heroïne in zijn arm? Kooymans: Je denkt daar niet over na. Je zit in die roes en doet het gewoon. Maar gelukkig, net als bij Barry was het effect bij mij zó waanzinnig beroerd dat ik meteen wist: dit spul is niks voor mij. Het past niet bij mij.
Penthouse: Zijn er dingen waaraan jij verslaafd bent?
Kooymans: Ik ben geneigd van mijzelf te zeggen dat ik nergens aan verslaafd ben. Ook niet aan alcohol. Als ik wil, kan ik ermee stoppen. Maar terwijl ik dit zeg roept er een duiveltje in mijn hoofd: Junky talk. Weet je wat het is: als ik iets lekker vind, wil ik er ook veel van. In de tijd dat ik met hasj liep te kloten, was één zo'n zakje helemaal niks voor mij. Ik ging serieus inkopen doen, effe naar de 'dope-Makro', dit-is-lekker, dat-is-lekker, hup, allemaal in mijn winkelwagentje. Hele bossen thai-sticks. Ik kan ook niet tegen tabak, ik heb nooit van mijn leven sigaretten of zo gerookt. Hasj rookte ik puur, ik had altijd een pijpje bij mij. Op een gegeven moment heb ik het spul radicaal de kachel ingeflikkerd. Ik kan dus stoppen met de overdaad. Ik ben een stevige drinker, dat weet ik van mijzelf. Maar soms stop ik opeens een paar maanden. Dan vind ik dat ik genoeg heb gehad.
Penthouse: Even terug naar vroeger: heb je de middelbare school afgemaakt? Kooymans: Ik heb mijn MULO-diploma gehaald. Bij Gods gratie, want ik was ver wijderd van de Anne Frank-school. Het was daar een geëikel! Ik vond muziek belangrijker dan lessen volgen en liet dat merken. De leiding zag mij als een vervelend ventje en mij werd te verstaan gegeven dat ik niet meer welkom was. Ik moest nog één jaar. Mijn vader kreeg mij met de grootste moeite op een andere school geplaatst, de Neptunes-MULO in Scheveningen. Hij waarschuwde me: 'Als je niet slaagt voor je examen, dit jaar, dan haal ik je van school af en dan ga je werken.' God mag weten hoe ik mijn diploma heb gehaald, want in dat jaar werd ons eerste singletje Please Go een Top 10-hit. Ik word 's nachts nog wel eens badend in het zweet wakker. Dromend dat ik mijn examen niet heb gehaald. Kun je nagaan, da's toch al dertig jaar geleden.
Penthouse: Hoe versierden jullie je eerste platencontract?
Kooymans: We zijn ontdekt in De Drie Stoepen in Den Haag, een zaaltje waar pop art-kunstenaars exposeerden en jazz- en
beatgroepen op de planken stonden. Jacques Senf, onze manager toen, had tegen Arie Ligthart, een drummer die overdag als vertegenwoordiger bij Polydor werkte, gezegd: 'Je moet eens komen kijken als The Golden Earrings in De Drie Stoepen spelen, da's een te gek bandje voor Polydor.' Arie kwam, zag en viel voor ons. Toen wij een paar dagen later op de Scheveningse Pier speelden, was hij er weer. Nu samen met een vriendje, Freddy Haayen, die als werkstudent bij Polydor in het magazijn werkte. Ook Freddy vond ons te gek. Hij stapte op zijn bazen bij Polydor af met de woorden: 'Ik wil een plaatje met die jongens maken.' Toen heeft iemand daar geantwoord: 'Nou, doe dat maar.' Waarna Freddy en Arie er met z'n tweeën indoken. Zij produceerden Please Go.
Penthouse: Hoe kwamen jullie aan de song Please Go?
Kooymans: Rinus en ik schreven toen al onze eigen liedjes. We speelden die voor onze vrienden. Je moet het zo zien: in die jaren maakten wij deel uit van een groep Haagse jongeren, die zich De Kikkers noemden. Zo'n 150 jongens en meiden, die de hele zomer op het strand hingen, bij elkaar sliepen, lekker met elkaar klooiden, gewoon een perfect kluppie. 's Avonds speelden wij in kroegjes en meestal bestond ons publiek uit diezelfde 150 vrienden en vriendinnetjes, onze eigen following. We vermaakten de boel met nummers van The Stones, The Beatles, The Hollies en The Kinks, dat hele gedoe. Met af en toe een nummer van onszelf ertussen.
Penthouse: Was jij een Beatles- of een Stones-fan?
Kooymans: Ik was meer een Beatles-fan, maar we speelden songs van allebei. Zodra een van de Engelse beatgroepen een nieuwe song uitbracht speelden wij dat liedje ook. De meeste Haagse bandjes 'coverden', maar ze maakten ook allemaal hun eigen songs. Er was een bandje, The Entertainers, die waanzinnig goed The Beatles imiteerde. Ze brachten ook een van hun eigen songs uit, via platenmaatschappij Bovema, in dezelfde maand, waarin wij Please Go op single zetten. Hun plaat was veel beter; ze speelden beter, zongen beter.
Penthouse: En wat is ervan geworden? Kooymans: Niks. En Please Go werd een hit.
Penthouse: De plaat werd een hit. Wat veranderde er in jullie levens?
Kooymans: Om te beginnen konden we opeens buiten Den Haag gaan spelen. Dat was ons tot dan toe nooit gelukt. We waren weleens in de auto gestapt, naar Amsterdam en Apeldoorn gereden, om te kijken of iemand geïnteresseerd was in een optreden van The Golden Earrings. Maar nee, geen hond. We konden nergens terecht. Maar toen waren we opeens elke dag op de radio. En de beat-rage kwam op gang. Van Terneuzen tot Maastricht, elke tent wilde ons hebben. We tourden door het land in krakkemikkige, gehuurdje VW-busjes. De hele teringzooi erin geflikkerd, je zat zelf ergens tussen de boxen, trommels en gitaren in. Als het busje remde, vloog er een statief tegen je harses of je kreeg een versterker op je tenen.
Penthouse: En dan komt het moment dat je afscheid moet nemen van groepsleden die het niet meer kunnen bijbenen. Kooymans: Tja, dat zijn van die dingen. We waren begonnen met drummer Freddy van der Hilst, een buurjongen die onder Rinus woonde. En Hans van Herwerden was de slaggitarist. Zijn ouders, VVD-ers, vonden het helemaal niks dat hun zoon met ons omging. Hij mocht vaak niet mee als we moesten spelen, dat soort gezeik. Wij wilden verder, door hem bleven we steken en tja, dan moet je een beslissing nemen. Hans eruit en een ander vriendje, Peter de Ronde, erin.
Penthouse: Muzikanten die The Earring(s) hebben verlaten en veel roem en geld zijn misgelopen, die moeten nu wel spijt heb-ben?
Kooymans: Er is eigenlijk niemand die The Earring(s) heeft verlaten. Meestal werden ze eruit gezet. Die jongens liepen dan wel een tijdje met een zuur gevoel rond, maar ach...ik neem aan dat zoiets in de loop der jaren slijt.
Penthouse: Jullie waren 17 jaren jong. Kooymans: En we wisten nog geen klote natuurlijk. Je denkt wel dat je alles weet. En
misschien is dat ook je redding, anders begin je gewoon niet aan zo'n rare carrière. Maar neem nou dat zingen; wij deden het gewoon. Maar toen we onszelf voor het eerst terughoorden, schrokken we ons de tyfus. En dan die Engelse uitspraak: met onze covers imiteerden we de hits zoals wij ze hoorden, vaak zónder de woorden te kennen, laat staan de betekenis ervan. Toen we onszelf op de studio-tape beluisterden, kleurden we rood van schaamte: tjongejonge, dat echte Engels klonk toch wel heel erg anders. Tegenwoordig nemen bandjes alles op met tape-recorders. Zulke luxe spullen had je dertig jaar geleden niet. Nu werken kids van 14 jaar met versterkers, computers en eigen mengpanelen. Wij frunnikten ons gitaarsnoer aan een ouwe buizenradio.
We repeteerden bij Freddy van der Hilst thuis, in de Terletstraat. Freddy had een klein kamertje; keek je uit zijn raam, dan zag je de drukke bushalte waar iedereen uitstapte die bij ons in de buurt moest zijn. Die buspassagiers waren ons eerste publiek; ze kwamen op de herrie af, tuur-den door Freddy's raam naar binnen en zagen ons oefenen. In dezelfde straat woonde Frans Krassenburg, ook nog een puber, maar iets ouder dan wij. Frans kon goed zingen. Hij trad al solo op in bars en hij zong in bandjes als Danny &The Favourites. Toen wij hem vroegen bij ons te komen vond hij ons eerlijk gezegd te min. Wat moest-ie met zo'n stelletje broekkies? Uiteindelijk deed-ie het toch.
Penthouse: In welke line-up hebben jullie Please Go opgenomen?
Kooymans: Frans, Rinus, Peter, Jaap Eggermont en ik. Freddy van der Hilst stapte er begin 1965 uit. Manager Jacques Senf kwam toen met Jaap aanzetten.
Penthouse: In 1966 vertrekt Peter de Ronde. En in 1967, na hits als Please Go, That Day, 1f You Leave Me en The Sound Of The Screaming Day werken jullie Frans Krassenburg de groep uit.
Kooymans: Ja, aan The Sound Of The Screaming Day heeft Frans al niet meer echt meegewerkt. Rinus en ik wilden graag een stuk ruiger gaan spelen. Onze muziek was zo poppy, een beetje flauw. Vandaar dat we besloten Barry Hay erbij te halen. We waren gewoon niet meer tevreden met Frans. We wilden volwassener klinken, professioneler. Barry's Engelse achtergrond (hij is Engelstalig opgevoed) speelde mee en hij had gewoon meer ballen in zijn stem. Barry kenden we uit het Haagse bandjes-circuit. Penthouse: Frans trachtte zijn verdriet te verbijten met twee veelzeggende solo-singles: Golden Earrings en I Changed My Mind Just In Time.
Kooymans: Ja, hij ging met iemand van Phonogram in zee en zette die songs op de plaat. Wat moet ik ervan zeggen? Hij wilde niet stoppen en probeerde alsnog munt te slaan uit de Earrings-situatie. Hij had groot gelijk. Maar weet je, ik denk dat alle ex-leden nu wel beseffen dat ons succes, vandaag en in de afgelopen jaren, voor hèn toch niet was weggelegd. En dus zijn zij ook niets misgelopen. Wij scoren enkel
en alleen omdat we nu al 25 jaar in een bezetting spelen die van alle kanten klopt. Penthouse: Eigenlijk heeft The Earring twee zangers: Barry Hay èn George Kooymans. Zoiets is vrij uniek in de wereld van de popmuziek.
Kooymans: Sommigen vinden dat ook heel merkwaardig. Maar aan de andere kant is het ook best geestig. Als Barry en ik samenzingen geeft dat een heel apart geluid, dat herkenbare Earring-geluid. Bepaalde songs lenen zich absoluut voor mijn stem, andere moeten onbetwist door Barry worden gezongen. Daar zijn nooit misverstanden over, we weten het meteen. Hold Me Now, van ons nieuwe album, bij-voorbeeld: ik zing die song. We hebben het met Barry uitgeprobeerd, dat klonk niet. Daarna wisselden Barry en ik wat gedeelten af, zoals dat met Goin' To The Run zo perfect werkte, maar nee, dat klonk ook niet. Uiteindelijk weet je dan: Hold Me Now is een George-song. We hebben er reuze lol in zulke dingen in de studio uit te probe ren. Het is toch verdomd merkwaardig hoe liedjes, die je nota bene zelf schrijft, plots eisen aan je gaan stellen: Nee vader, jij zingt mij niet, ik ben een song voor Barry! Penthouse: Zoiets komt de variatie in het repertoire van The Earring natuurlijk ten goede. Groepen die het met één zanger moeten doen, worden op den duur zeer voorspelbaar qua geluid. Ik heb het idee dat jij voor de romantiek zorgt en Barry voor de rauwe noten.
Kooymans: Ik klink misschien wat romantischer, maar als ik mijn schuif echt opentrek kan ik ook redelijk ruig uit de verf komen. Mijn stem is wat softer, wat zachter dan die van Barry. Hij is echt de Zanger, de front-man van de band, dat staat buiten kijf. En of we nu zó uniek zijn... The Stones hebben Mick Jagger als frontman, maar Richards zingt ook stevig mee; soms met Jagger, soms alleen. Als ik Richards Happy hoor zingen vind ik dat helemaal te gek, da's een van de beste nummers van The Stones. Penthouse: Hoe stond het met de meisjes in de beginjaren van The Golden Earring? Kooymans: Hectische toestanden, hè. Vooral in de jaren zestig waren we een echte meidengroep. Heel veel meisjes kickten op ons.
Penthouse: Jij had een vast vriendinnetje in die periode?
Kooymans: Ja, Milly is altijd mijn vaste vriendinnetje geweest. We zijn weleens uit elkaar gegaan, maar dat duurde nooit lang. Je moet weten: Milly is de zuster van Rinus. We kennen elkaar al sinds onze kinderjaren, vanaf heel klein. En toen we 15 waren, kregen we verkering.
Penthouse: Bespeur ik hier een soort conflict of interest. Verkering met de zus van je beste vriend, die zijn mond moet houden als...
Kooymans: Het is zelfs nog erger, want Rob Gerritsen, een broer van Rinus, ging over mijn poen. Hij regelt sinds jaar en dag de boekingen van The Earring.
Penthouse: Rob en Rinus kennen al jouw geheimen?
Kooymans: Ja.
Penthouse: Dus als jij vreemdging, tijdens een tournee 'bezweek' voor een leuke dame, dan keken je twee zwagers vrolijk toe.
Kooymans: Tsja, euh...'kijk, ik ben niet zo'n vreselijk wilde rocker als jij misschien denkt. En van de aanwezigheid van Rinus of Rob heb ik nooit last gehad.
Penthouse: Maar op de momenten dat je...bezweek?
Kooymans: Hahaha.
Penthouse: Werd Rinus dan niet kwaad op je?
Kooymans: Natuurlijk niet. Zoiets zou te bespottelijk voor woorden zijn. We hebben wat dat betreft een prima verstandhouding. Zo veel is er in al die tijd ook niet gebeurd. Ik ben vrij strikt, geen rocker die de hele dag achter zijn lul aanrent. In vroeger jaren zelfs helemáál niet. Ik herinner mij dat we bij-voorbeeld eens zes weken achtereen op het terrein van Toni Boltini (in Soest) heb-ben gerepeteerd. We stelden daar een nieuwe wet in: Verboden Voor Dames!
Penthouse: Leuk, maar ik zoek naar voorbeelden waarbij het vlees even zwak was. Kooymans: Ja, maar ik ga jou toch niet... Penthouse: Je gaat me toch niet vertellen dat je nooit bezweken bent?
Kooymans: Luister, zulke dingen overkomen Rinus en Robbie ook. En dus hebben we daar nooit problemen over. We hebben gewoon niet zo'n verhouding dat we elkaar in de gaten houden, dat zou natuurlijk héél griezelig zijn.
Penthouse: Biecht jij het Milly op als je een andere meid hebt gehad?
Kooymans: Nee, ik heb nooit ècht een meid gehad.
Penthouse: Nooit?
Kooymans: Zelden. Kijk, Milly en ik hebben beiden zo onze verhoudingen gehad. Er gebeuren zo van die dingen als je een heel leven samen deelt, maar daar hebben wij het verder nooit over.
Penthouse: Jullie spreken dat soort zaken niet uit?
Kooymans: Jawel, in zo'n periode dat zoiets gebeurt praat je erover. Maar als je dan toch besluit samen verder te willen, moet je ook in staat zijn het definitief te begraven. Een korte affaire of een one night stand is niet zo dramatisch wanneer hetgeen je samen hebt véél groter is dan zoiets. Begrijp je? Verder wil ik er niet te diep op ingaan. Zulke zaken zijn mij gewoon te privé. Maar ik wil wel zeggen dat ik de indruk heb dat de gemiddelde boekhouder een ruiger sexleven leidt dan de doorsnee rocker.
Penthouse: Krijgt de gemiddelde boekhouder Conny uit Little Rock onder zijn bureau?
Kooymans: Dat heb je van Barry, hè? Tja, aan types als Conny ontkom je niet. Zij was een Amerikaanse groupie, van het ruigste soort. Zat je gewoon te eten aan tafel en daar kroop zij dan onder. 'Zoef' zei je rits. En al zat je met acht heren aan die ene tafel, Conny ging het hele zakie af. Bizar! Toch heb ik een onprettig gevoel bij zoiets. Andere gasten vinden zo'n meid misschien helemaal te gek, maar ik ben niet zo wild op dat soort types. Ook bij gewone, iets te geile meisjes, die vreselijk veel van me willen voel ik me plots heel onprettig in mijn vel zitten. Dat vind ik..., nou ja, ik houd niet zo van dat omgekeerde werk.
Penthouse: Vertel eens over jouw bizarste sexuele experiment.
Kooymans: Pfff, ik weet het niet. Dat zou je aan Milly moeten vragen. Man, op dat gebied ben ik zo ongelooflijk burgerlijk. Ik ben heus niet iemand die tegen de klippen opneukt en allerlei avontuurtjes beleeft. Ik zal je vertellen, toen we voor het eerst naar Amerika gingen, zo'n drie of vier maanden lang, heb ik geen meisje aangeraakt. Er was gelegenheid volop. Barry en ik sliepen in het huis van Stephen Stills. Daar kwamen allerlei mooie meiden over de vloer, die ook bleven slapen. Maar ik toonde geen enkele interesse. Uiteindelijk vroeg de vriendin van Stills aan mij of ik soms homofiel was. Nu weet ik wel, dit is een extreem voorbeeld en later is er natuurlijk heus wel eens wat gebeurd, maar bizar, nee.
Penthouse: Word je gemakkelijk verliefd? Kooymans: Nee. 't Is me natuurlijk wel eens overkomen. Zoiets kan je altijd overkomen, het is nooit uit te sluiten.
Penthouse: En wat doe je dan? Kooymans: Shit. Gewoon hopen dat het overwaait. Het is nergens goed voor. Alhoewel, het is mooi voor de songwriting. Je bedenkt dan de gevoeligste dingen. En je hebt het gevoel dat elke lovesong speciaal voor jou is geschreven. Vandaar dat juist die songs zo goed verkopen, denk ik. Penthouse: Noem eens een song die je hebt geschreven in een periode dat je sta-pel verliefd was.
Kooymans: Just A Little Bit Of Peace In My Heart heb ik voor Milly geschreven, in een periode dat we uit elkaar waren. Ik zat toen tussen wal en schip. Ik wilde volkomen vrij zijn, maar aan de andere kant kon ik het niet opbrengen vrij te zijn. Wat moest ik met vrijheid? Ik vond het helemaal niks. Ik voelde me eenzaam, opgesloten in die vrijheid, begrijp je? Een beetje dualistisch alle-maal, maar toch, er kwam een mooi lied uit. Later hebben Milly en ik nog een paar van
die periodes gekend. Meestal door mij veroorzaakt, ik heb een paar van die vervroegde midlife-crises gehad. Dat soort dingen gebeuren. En vraag me niet waar-om, ik ben niet zo iemand die zichzelf voortdurend analyseert.
Penthouse: Noem eens een liefdeslied dat je voor een andere dame dan Milly hebt geschreven.
Kooymans: Nee.
Penthouse: Jullie breken in 1972 internationaal door als support-act van The Who tijdens hun Europese tournee. Hetzelfde jaar wordt Radar Love een wereldhit.
Kooymans: Met The Who deden we dingen die we nooit eerder hadden gedaan. Spelen in immense hallen bijvoorbeeld. Penthouse: Jij leerde Pete Townshend toch al rond 1966 kennen?
Kooymans: De jongens van The Who kwamen toen naar Den Haag om in De Marathon te spelen, een tent vlakbij het Kijkduinse strand. Hun installatie moest uit Engeland komen, maar er was iets fout gegaan. Ze zaten zonder spullen en moes-ten een installatie lenen. Nou, dat zag natuurlijk niemand zitten, iedereen voelde de bui al hangen.
Townshend met zijn demolitian act. Maar wij vonden The Who te gek en dus stelden we onze apparatuur beschikbaar. Ze hebben alles keurig heel gelaten. Na het optreden vroeg Townshend of ik hem naar Amsterdam wilde brengen, naar de hoeren. Toen zijn we met z'n tweeën in mijn auto naar Amsterdam gereden. Hij had met een stel vrienden op de Zeedijk afgesproken.
Penthouse: Dus jij bent met Townshend naar de hoeren geweest. Ben je ook 'naar boven' gegaan, of heb je 'beneden' keurig op hem gewacht?
Kooymans: Hahaha. Nee, we hebben een paar borrels gedronken en op een gegeven moment ben ik terug naar huis gegaan.
Penthouse: En in 1972 volgde de tournee... Kooymans: Ja, Freddy Haayen kende de jongens van The Who en hun manager Kit Lambert vrij goed. Hij regelde dat wij als support-act met The Who op reis konden. In Engeland betekende The Golden Earring nog niets; de jongens van The Who dachten dat wij gewoon een of ander kut-bandje waren. Ze waren behoorlijk verrast toen ze zagen hoe enthousiast wij in Duits-land werden ontvangen. Daar waren we dank zij een paar hits zeer populair.
Penthouse: Was er sprake van een strijd om de hoogste gunst van het publiek tussen The Earring en The Who? Kooymans: Helemaal niet. Die gasten werden eerder in beslag genomen door hun onderlinge strijd. Ze hadden constant mot, het was echt een bende. Ze sloegen elkaar verrot.
Penthouse: Wat zijn jouw herinneringen aan die tournee?
Kooymans: Het was één grote chaos, volop stress. En Townshend zat op een totaal andere trip, die draaide constant platen van Jim Reeves en zo. Hij was volkomen non-communicabel. De enige met wie we contact hadden was Keith Moon.
Die gozer was gewoon bezig een toffe tijd te beleven. Hij trok zich geen reet van alle ruzies aan, met Keith gingen we stappen en zo. Hij was volslagen krankjorum, zij het op een leuke manier. In Kopenhagen liet Moon ons janken van het lachen. Hij kreeg daar in het Hilton een kamer met een waterbed. Er kon absoluut niets met zo'n bed gebeuren, zei de hotel-directeur. Moon plofte 's nachts op het bed en riep: 'Hier kan absoluut niets mee gebeuren!' Vervolgens stak-ie er een mes in, zo zette hij de hele verdieping onder water. De volgende nacht mocht hij in de kelder slapen. Moon maakte er ook een sport van tv-toestellen uit ramen te gooien. Hij was gek, ludiek gek. Alle schade werd keurig door hem betaald.
Penthouse: In september 1978 overleed Moon aan een overdosis alcohol, in combi-natie met slaaptabletten.
Kooymans: Ik kende die cocktail van hem. De laatste keer dat ik met Moon ben wezen stappen was in Hamburg. We keerden, nadat we ons vreselijk hadden geamuseerd, heel laat terug in ons hotel. Bij hem op de kamer dronken we nog wat en ik herinner me dat-ie zo speedy was als de pest. Hij gebruikte van alles; drank, uppers, downers. Toen ik hem vroeg hoe hij dacht in slaap te kunnen komen, liet-ie me een paar Mandrax-pillen zien: zware slaaptabletten. Ik kreeg er ook een paar. Ik nam er die nacht één in. Ze hebben mij de volgen-de dag uit het hotel moeten dragen en zo het vliegtuig ingegooid. Pas in Amsterdam kwam ik weer bij mijn positieven, dat zal ik nooit meer vergeten. Ik ben toen half schijndood geweest.
De laatste keer dat ik Keith heb gezien, was in New York. We speelden met The Who in Madison Square Garden. Ik weet nog hoe we daar met Keith uitgingen; we lieten ons met een reusachtige limousine van de ene nachtclub naar de andere vervoeren. Werden we een bepaalde club zat, dan was het: met de hele band de limousine in, Moon erbij, meiden en het gehele geneuk erbij; die wagen zakte tot aan zijn assen op de grond. De chauffeur riep: 'Hier ga ik niet mee rijden, jullie ruïneren mijn limousine!' De nachtclub waar we naartoe wilden bevond zich op een hoek, slechts vijftig meter verderop. Maar Moon stond erop dat wij niet zouden gaan lopen. Hij riep, liggend ergens onder de achterbank, met dat gekke bekkie en die rare 'talk' van 'm: 'l'm a very generous tip-per! l'm a very very generous tipper!' En hij gaf de chauffeur een klauw geld waar die gozer van shockte! En dus sleepte die jon-gen zijn limousine schurend over de straat, met 15 gillende gekken erin, naar de club op de hoek. Het is jammer dat Moon nu dood is, maar die gozer heeft wèl geleefd. Bij het bericht van zijn overlijden viel ik toch even stil.
Penthouse: Hoe dicht is de dood bij jou geweest? Heb je veel vrienden verloren? Kooymans: De dood? Jezus... Heel wat vrienden zijn eruitgestapt, ja. Voornamelijk door teveel dope. Keith Moon ken je dan toevallig. Maar de andere namen zeggen je niets.
Penthouse: John Lennon, welk beeld bewaar je bij zijn dood?
Kooymans: Zo'n dood is kut met peren. Je trekt, als zoiets gebeurt, wel eens een parallel: stel dat het mij zou overkomen. In Lennons sterfjaar legde ik zelf ook bijna het loodje; niet door een kogel, maar door een bom. Dat ding zat bij wijze van vuurwerk op mijn gitaar, maar er ging iets fout met de ontploffing. Met zó'n gat in mijn nek, en op één millimeter na een slagaderlijke bloeding, werd ik van de bühne gedragen, ergens in Zevenhuizen bij Groningen. Op de brancard, op weg naar het ziekenhuis, spookte het nog even door mijn hoofd: Shit! Wat stupide als ik nu de pijp uit zou gaan. Hier in een fuckin' feesttent in Zeven-huizen! Als het nou Madison Square Garden was geweest...
Penthouse: Jullie hebben ook een paar keer met Aerosmith getourd.
Kooymans: Helemaal in het begin ja, toen ze pas opkwamen. En later als hun support-act tijdens de Draw The Line-tour. De
band wankelde toen aan alle kanten, ze stonden op het punt van exploderen. Die jongens waren allemaal behoorlijk uitgewoond en drugged out, vooral Steven Tyler en Joe Perry.
Penthouse: Aerosmith lijkt nu sterker dan ooit. Tyler en Perry zeggen geen drugs meer te gebruiken, niet meer te drinken, geen vlees meer te eten. Hoe ken jij ze? Kooymans: Als aardige gasten. Tijdens de tour ben ik eens met Terry mee naar huis gereden, we hebben bij hem gelogeerd. Toentertijd zaten ze zwaar aan de coke. En ja, hoe iemand die heavy onder de coke zit in werkelijkheid is, dat weet je niet hè. Ik bedoel: als wij toen een snuifje namen, vonden we dat al heel wat. Maar bij die gasten gingen er twee tramrails naar binnen, van Rijkevorsel tot Scheveningen! Penthouse: Na het enorme succes van Radar Love in Amerika ging het financieel opeens slecht met Golden Earring. Dat kwam bepaald niet door gebrek aan succes. Wat liep er fout?
Kooymans: Toen we eenmaal in Amerika hadden gescoord, werd het een automatisme elke nieuw album met een Amerikaanse tour te begeleiden. We stonden er niet bij stil hoeveel poen dat kostte. Achteraf kwamen we waanzinnig veel geld tekort. De Amerikaanse platen verkochten best aardig, maar in verhouding tot de uit-gaven aan de USA-tours stelde dat geen reet voor.
Penthouse: Hoe hebben jullie je uit die situatie geworsteld?
Kooymans: We stierven op een gegeven moment van de schulden in Amerika. We worstelden ons daaruit door ons hier hele-maal de pleuris te spelen. Met de verdien-sten hier konden we de schulden daar betalen. Weet je, in Amerika kregen we zo'n 4000 dollar per optreden; de helft van wat we met een concert in Nederland verdien-den. Als die optredens nu leiden tot een spectaculaire plaatverkoop, dan heeft zoiets nog zin. Maar dat was niet het geval. Moontan verkocht te gek in de States, maar Switch en To The Rilt deden stukken minder. We hadden dus gewoon terug naar huis moeten gaan, afzeggen die US-tournees en lekker goed betaald optreden in Holland en omstreken. Maar daar waren we te trots voor. Je staat toch voor lul als je eerder thuiskomt dan gepland. En dus betaalden we ons scheel aan tickets, dure hotels, sleeën van auto's, hoge roadie-salarissen.
We hebben het geluk gehad dat we telkens op het juiste moment weer een hit wisten te scoren in Nederland. Vlak voor Radar Love ging het bijna mis, vlak voor Twilight Zone. Maar dan komt zo'n hit, je kunt weer volop aan de bak met goedbetaalde optredens. En dan betaal je ook weer een stuk van je schulden af. That's the story of our life.
Penthouse: Zou je het je nu financieel kunnen permitteren met The Earring te stoppen?
Kooymans: Nee. We verdienen nu heel goed. Het gaat zelfs beter dan ooit. Van The Naked Truth zijn meer dan 300.000 exemplaren verkocht en Face It loopt ook prima. Maar we zijn nog niet zo ver dat we kunnen stoppen. We hebben door de jaren toch iets te weinig aan onszelf gedacht en te veel in de band en het gebeuren daar omheen geinvesteerd.
Penthouse: Ik heb begrepen dat jullie vlak voor het uitbrengen van The Naked Truth met de gedachte hebben gespeeld ermee te kappen.
Kooymans: Dat was iets eerder. In de periode van de cd Keeper Of The Flame, uit 1989. We zaten slecht in ons vel, konden niet meer met elkaar communiceren. Dat had weer te maken met financiële zaken: schulden, waar we niet meer uit leken te kunnen komen. We reageerden dat op elkaar af, onderling chagrijnen. Het lukte ons zelfs niet meer goed met elkaar te spelen. Keeper Of The Flame is dan ook op een hele typische manier opgenomen, in gedeelten: dan kwam de één naar de studio, dan de ander. Dat is onze slechtste periode geweest.
Penthouse: Hoe zijn jullie daar uitgekrabbeid?
Kooymans: Tja, het gekke is dat de single Turn The World Around het toch opeens niet zo gek deed: de Top 10, dat was wel tof na drie hitloze jaren. We zijn toen aan de cd Bloody Buccaneers begonnen en merkten dat we weer wat beter met elkaar konden opschieten. Plots was er weer licht aan de horizon.
Penthouse: Vierendertig jaar Earring, je ziet er niet uit als een vent die over drie jaar vijftig wordt.
Kooymans: Het leven op de buhne houd je jong, denk ik. En ik tennis vrij fanatiek, sinds een aantal jaren. Soms jog ik een beetje, hier in de bossen, of ik werk in de tuin. Ik voel mij goed, ik ben veel in beweging.
Penthouse: Je vader overleed zes jaar geleden; was dat nu zo'n moment waarop je plots met leeftijd, vergankelijkheid werd geconfronteerd?
Kooymans: Heel duidelijk. Zijn dood heeft een groot effect op mijn manier van leven gehad. Als zo iemand wegvalt besef je je terdege: Shit, l'm next. Ik kon goed met mijn vader opschieten, hoezeer we soms ook van mening verschilden. Hij kampte al een tijdje met hartproblemen. Wij waren op tournee in Amerika toen 't even helemaal fout dreigde te gaan. Ik heb toen vreselijk in dubio gezeten: moet ik terugkeren naar Nederland of niet. Ik dacht: als hij mij speciaal voor hem ziet terugkeren, denkt hij vast: George komt terug, ik ga dood! Gelukkig is het toen nog goed afgelopen. Mijn vader heeft nog een aantal jaren op, zeg maar, geleende tijd geleefd. Het definitieve einde kwam toen ik met de band in Oostenrijk speelde. Het ging toen best redelijk met pa. Kid, mijn zoontje, logeerde zelfs bij hem. Hij kreeg een hartaanval, werd opgehaald door de ziekenwagen en toen was het gebeurd met hem. Je flipt dan toch hoor. Hij was weliswaar 76 jaar en de dokter had al tegen mij gezegd: zijn hart is versleten, hij kan elke dag de pijp uitgaan. Maar toch, zoiets blijft een shock.
Penthouse: Is de hartkwaal waaraan je vader leed erfelijk?
Kooymans: Jaren geleden is er bij mij ontdekt dat ik een veel te hoog cholesterolgehalte heb. Zoiets is erg gevaarlijk voor je hart. Ik ben me toen te pletter geschrokken en ik heb zelfs een aantal jaren expres al-leen vegetarisch gegeten, om die cholesterolspiegel laag te houden. Maar ja, opgroeiende kinderen willen lekker kanen en dus ga je weer van alles koken. En ik eet gewoon met de pot mee. Tijdens m'n laatste medische check-up was dat cholesterolgehalte dan ook weer verdomde hoog.
Penthouse: Ik zie dat je een prachtig schilderij van Herman Brood aan de muur hebt hangen.
Kooymans: Ja, met Herman heb ik hier de elpee Yada Yada gemaakt, onder andere met Sleeping Bird, zijn eerste hitsingle na vier jaar stilte. Werken met Herman was fun. Ik zat gelijk in de speed.
Penthouse: Da's slopend spul. Kooymans: Wat heet, man, schei uit! Maar ja, met Herman draai je nu eenmaal heel andere uren. Normaal zeg ik rond een uur of twaalf 's avonds: Mannen, ik ga pitten, we kappen. Maar bij Herman werkt dat niet, die begint dan pas. En ja, dan laat je je snel verleiden tot een opkikkertje. Herman leeft er op. Al jaren. Hoe-ie dat doet is mij een raadsel. Echt, die gozer is beresterk. Volg-
end jaar wordt-ie vijftig; ik moet er niet aan denken te leven zoals hij. Ik kan dat niet meer. Je merkt gewoon dat je ouder wordt, ook met drinken en zo. Bij de opnamen van de laatste Earring-cd was het soms beregezellig. Dan zat ik lekker met 'Bar' te freaken over de tekst of zo en dan zuip je wat, 's avonds laat. Nou jongen, de volgende ochtend als ik opsta, dan ben ik gewoon gesloopt. Dat soort gein kun je je gewoon niet meer permitteren.
Penthouse: Hoe reageert Milly erop, als je hier thuis met iemand als Brood aan het werk bent en je stofzuigert een paar lijnen naar binnen?
Kooymans: Ze vindt dat niet leuk, maar ze zegt er niets van.
Penthouse: Ze doet niet mee? Kooymans: In geen geval. Dat is juist het goeie aan haar, hè. Ze is volstrekt het tegenovergestelde van mij. Ik mag blij zijn; zonder Milly was ik allang de lul geweest! 't Is een bekend feit van junks: ben je met z'n tweeën junk, dan zit je vast, dan kom je
er nooit meer uit. Milly's nuchtere, dood-normale levensritme heeft mij een paar keer bij de rand van de afgrond weggetrokken. Wanneer je als een halve zombie rondbanjert in een huisgezin waarbinnen alles zeer ordelijk verloopt, voel je je toch gauw buitengesloten, een zonderling. Dan ga je toch proberen weer contact te krijgen, aansluiting, terug met de beide voetjes naar moeder aarde. Ben je samen junk, dan zweef je maar door.
Kijk, vroeger heeft Milly ook wel rare dingen gedaan en ik zal niet zeggen dat wij nooit in de cyclus hebben gezeten van samen in 't holst van de nacht stoned of apelazerus naar bed gaan, vier uur in de middag opstaan, en hoppa: opnieuw innemen. Dat is best gebeurd, maar toen er kin-deren kwamen veranderde Milly radicaal. 's Ochtends staat ze vroeg op en dan is het aanpakken geblazen. Zij is mijn ruggegraat, ze doet mijn boekhouding, ze houdt de financiën in de peiling, regelt het bedrijf, mijn muziekuitgeverij, de studio, de afspraken. Zo heb ik alle ruimte om songs te schrijven en me te concentreren op de optredens.
Penthouse: Was het niet moeilijk om met een goede opvolger te komen voor The Naked Truth, jullie best verkochte album tot nu toe?
Kooymans: Nee hoor. The Naked Truth was gewoon een verzamelplaat met een paar nieuwe songs erbij, geen uitzonderlijk creatief hoogtepunt. Wel een leuke formule: live en akoestisch. Dat zo'n plaat dan zo uitzinnig verkoopt, dat was voor ons een verrassing, zoiets hadden we in onze stoutste dromen niet durven hopen. Face lt is officieel de opvolger van Bloody Buccaneers en geen The Naked Truth ll.
Penthouse: Toch zitten er elementen in die sterk aan The Naked Truth doen denken. Kooymans: Ja, da's Barry's idee. Hij zei: 'Als we nou toch bij jou in de garage opnemen, laten we daar dan wat publiek in neerpleuren, da's goed voor de sfeer.' Ik dacht eerst: Wat is dat nou weer? Maar we hebben het gedaan en het werkte. Spelen voor publiek vinden wij sowieso veel leuker dan het droog opnemen van songs in de studio. Al kijken er maar twee mensen naar ons, dan geilen we daar al op, snap je? Je wilt dat publiek plat krijgen, daar doe je als band, als team, je best voor. En moet er gesoleerd worden, dan jank je ook tot op de bodem. Face lt was in twee dagen klaar en de plaat barst van de sfeer. Dat is de overeenkomst met The Naked Truth.
Penthouse: Welke nummers liggen je extra na aan het hart?
Kooymans: Ik vind The Unforgettable Dream te gek, een tango, met een bandonéon, een soort accordeon, erin. En Liquid Soul is een van mijn favorieten, lekker ruig. En Telepathy, aan 't einde, is bijna punk, ook wel geestig.
Penthouse: Hoe werken jullie? Jij bedenkt eerst de muziek?
Kooymans: Ja, ik geef Barry een tape met het thema, of de melodielijn. En daar zing ik 'lalalala' op, of een paar woorden. Soms baalt-ie daarvan, dan chagrijnt-ie: 'Die woorden van jou maken me gek, ze zetten me vast!' Soms faxt hij mij een tekst, zoals bij Spaceship, en daar maak ik dan muziek op. Prachtig als je dan zijn stomverbaasde gezicht ziet wanneer ik hem zo'n compositie laat horen. Uit Spaceship kwam iets totaal anders dan hij had verwacht.
Penthouse: Hoe lang ga je nog door met The Golden Earring?
Kooymans: Ik weet het niet, zeker nog enkele jaren. We zitten beter in ons vel dan ooit, financieel verloopt alles nu prima, we hebben er weer plezier in. Ik denk ook dat zo langzamerhand wel bewezen is dat rock 'n' roll of rhythm & blues niet aan leeftijd gebonden is. B.B. King loopt tegen de zeventig, John Lee Hooker is bijna tachtig, en die gasten spelen voor volle zalen. Je stopt volgens mij pas als je doodgaat. En loopt het ooit af met The Earring, dan zijn er nog zat andere dingen te doen. Ieder van ons heeft zo zijn eigen dingetjes. Ik heb de studio en ik kan platen blijven produceren of liedjes schrijven voor andere artiesten. Barry en ik praten al jaren over het samen schrijven van een rock-musical, dat moet er toch ook eens van komen. Misschien dat we daar over een paar jaar induiken en een heel nieuwe business aanboren, zodat we echt met de Earring kunnen kappen.
Penthouse 2 - Februari 1995